Een vreemd geluidje

Hieke van der Werff



                   Kinderboeken en voorleestips

Activiteiten bij Een vreemd geluidje


Taal

Woordenschat: Wat is... een vetbol, pindaslinger, behalve, een oven, een traptrede, een meterkast, zoemen, een schroef, benauwd, een vliering?

Vragen: Welk jaargetijde is het? Waaraan kun je dat zien? Wat is er aan de hand in dit verhaal? Wat doen Hap en Hodde Hop  om het geluidje te vinden? Waarom was muis Maantje naar binnen geglipt? Wat was er met haar gebeurd? Wat vindt Maantje maar raar? Hoe loopt het verhaaltje af? Leggen jullie thuis stukjes kaas voor muizen neer?  Hangen jullie vetbollen of iets anders voor de vogels op?

Deugden: wie liet er behulpzaamheid zien? Ben jij ook behulpzaam voor dieren in de winter? Hoe?

En wie was er moedig? En vrijgevig? Wat is vrijgevig? Kun je ook té… zijn?

Liedje: Piep, piep, piep, ik heb honger. (zie Muziek)


Drama

Pantomime: met zijn allen tegelijk de bewegingen van het verhaal maken, terwijl u ze benoemt: slee trekken, naar binnen gaan en gaan zitten, oven open en dicht doen, trap oplopen, luisteren aan een deur, kamer binnen schuifelen, schrikken, weer trap oplopen, wijzen, tevoorschijn springen, van kaas eten, kaassliert maken, deur open doen, verbaasd kijken.

Beeldend:

Peuters:  maak voor de verteltafel samen een sneeuwlucht met propjes papier of watten op een vel grijs karton; Maak van geel karton en perforator stukjes kaas met gaten. Zet er gemaakte muisjes bij!

Natuur: birdfeeders maken; zie Knutseltips

Geluiden raden:

de kinderen doen de ogen dicht. U of een kind dat mag helpen, maakt een geluid. De kinderen moeten raden wat het is. (voorbeelden: boek dichtslaan, deur dichtdoen, rammelen met…, sleutels laten vallen, raam open en dicht doen, stoel verschuiven, ballon leeg laten lopen,…)

 

Muziek: Kringspel met zang (vóór het spel het liedje een paar keer oefenen)

De helft van de kinderen staat in een kring en houdt de handen van hun buurtjes vast. De afstand tussen de kinderen is groot genoeg om later poortjes met de armen te kunnen maken. Ze houden de armen naar beneden. De andere kinderen lopen buiten de kring eromheen. Zij zijn de muizen  U spreekt af dat zij het liedje Piep zingen. Op het moment dat ze de zin zingen ‘Piep, ik piep snel naar binnen,’ doen de kinderen van de kring de armen omhoog (poortjes) en glippen de muizen snel naar binnen. Bij ‘Jammer voor jullie helaas’,  gaan de armen weer naar beneden. Zijn alle muizen naar binnen geglipt? Vervolgens gaan zij in een kring staan en zijn de andere kinderen de muizen.

Liedje:

Piep, piep, piep, ik heb honger,      blokfluit: c-e-g-  g-a-g-e

        Piep, piep, piep, ik ruik kaas.                         c-e-g - g-a-g

             Piep, ik piep snel naar binnen.                     a-a- (abc) - b-a-c-g

             Jammer voor jullie helaas.                             g-f-e-f-e-d-c



Met de verrasjas:

Eén kind mag de jas aan, met voorkant of achterkant vóór    en mag kijken wat erin zit. Daarmee volgt dan een activiteit.

Drama, taal, beeldend en overig: bij de voorkant Jas. Bewegen en muziek: bij de achterkant (met toverstaf). U kunt twee of drie activiteiten van te voren uitkiezen.


Drama: Verhaal naspelen met vingerpoppetjes

In de jas, in het huis: vingerpoppetjes varken Hap en haas Hodde Hop. In het dak: muis Maantje.

Stel het kind voor om een deel van het verhaal samen na te spelen. Het kind is het haasje Hodde Hop. U speelt varken Hap. Ga samen achter een tafeltje zitten en speel op en bij de tafel. Vertel: ‘Het geluidje was niet beneden, maar boven; het klonk niet laag, maar hoog. En het was niet het gezoem in de meterkast. Zullen we in de slaapkamer gaan kijken?’Als jullie naar de zolder lopen, gaan jullie naar de Jas terug, horen Iep, piep en komt de muis uit het dak.


Taal: (kleuters) Woordenschat/geheugenspel

In de jas: Poppenhuisvoorwerpen of afbeeldingen van een klok /oven /radio /tv /gitaar /torenklok /stofzuiger/kind/muis/…?

Laat het kind vertellen wat het pakt en welk geluid dit maakt. Laat het kind en de anderen nog meer voorwerpen bedenken die geluid maken.

Eventueel daarna met de kaartjes het geheugenspel doen. 6 (tot 9) stuks benoemen, doek erover. Kind mag één kaartje in jas verstoppen. De anderen moeten raden wat er verdwenen is.


Beeldend: (na twee of drie andere activiteiten vraagt u tot slot wat er in de binnenzak zit)

In de jas zitten in de binnenzak de onderdelen van een vogelhuisje of van een muisje.

Knutselen: Laat het kind raden wat jullie gaan maken en doe het samen met het kind voor de anderen alvast voor.

Overig:

Geluidspelletjes/Concentratie

In de jas: allerlei kleine voorwerpen die mogen vallen, zoals een blokje of legoblokje, balletje, doosje lucifers, pakje zakdoeken, sleutelbos, …

Het kind pakt de voorwerpen uit de jas, benoemt ze en legt ze op een tafeltje. Daarna doen alle kinderen hun ogen dicht. Het kind met de jas laat één van de voorwerpen op het tafeltje vallen. Daarna zegt hij wie er mag raden wat hij liet vallen (net zolang totdat iemand het goed raadt).


In de jas: een muisje.

Het kind met de jas aan mag nu voor muis spelen en ergens in de ruimte gaan zitten, terwijl de andere kinderen hun ogen sluiten. U zegt dan;’Muisje, maak eens een geluidje’ en vraagt vervolgens aan één van de kinderen waar de muis zit. Wordt het goed geraden?

Rekenen:

In de Jas: in verschillende zakken vijf muisjes en vijf stukjes kaas van karton.

U laat het kind zoeken wat er in de zakken zit en hardop tellen hoeveel muisjes en hoeveel stukjes kaas het zijn. Vervolgens maakt u er verschillende sommetjes mee. ‘Stop eens twee stukjes kaas in het huis. Hoeveel stukjes kaas blijven er nog over? Doe er 1 in de boom? Hoeveel heb je nu nog? Doe de laatste twee in het dak. Hoeveel stukjes kaas zijn er nu nog op tafel? Vervolgens herhaalt u het met de muizen.

Hebben ze nu allemaal een stukje kaas gevonden? Leuk om het een dag later met zes of meer stuks te doen of met meer muizen dan stukjes kaas.


Pantomime: dieren uitbeelden met geluid.

In de jas zit de toverstaf en een aantal foto’s/afbeeldingen van dieren.

Het kind mag steeds een kaartje tevoorschijn halen en zelf kijken wat erop staat. De andere kinderen staan in de ruimte. Het kind zwaait met de toverstaf en zegt: ‘Hocus pocus pilatus pas, ik wou dat je een …. was.’ De kinderen gaan in de ruimte lopen/bewegen als het genoemde dier en maken het daarbij horende geluid. (voorbeelden: muis, haas, leeuw, slang, pinguin, ijsbeer, vogel, kangoeroe, aap).


Muziek.: Kringspel

In de Jas: stukjes kaas (geel karton) en perforator. Het kind mag gaatjes in de kaas maken.

De helft van de kinderen staat in een kring en houdt de handen van hun buurtjes vast. De afstand tussen de kinderen is groot genoeg om later poortjes met de armen te kunnen maken. Het kind met de jas aan mag stukjes kaas in de kring leggen (en gaat vervolgens uit de kring).

De kinderen doen hun armen naar beneden. De andere kinderen lopen buiten de kring eromheen. Zij zijn de muizen  U spreekt af dat zij het liedje Piep zingen. Op het moment dat ze de zin zingen ‘Piep, ik piep snel naar binnen,’ doen de kinderen van de kring de armen omhoog (poortjes) en glippen de muizen snel naar binnen. Bij ‘Jammer voor jullie helaas,’ gaan de armen weer naar beneden. Zijn alle muizen naar binnen geglipt? Vervolgens gaan zij in een kring staan en zijn de andere kinderen de muizen.


Verteltafel:

Spel: Leg de Jas met vingerpoppetjes op de verteltafel. Zo kunnen kinderen wanneer ze willen het verhaal of een eigen verhaal in de ruimte spelen. Leg dikke stokjes/stiften o.i.d. neer zodat ze daarop de vingerpoppetjes kunnen doen. Dat speelt gemakkelijker.