tips

Hieke van der Werff



                    Kinderboeken en voorleestips

 

Voorleestips

    website met veel knutsels

              en spelletjes

Tips vóór, tijdens en na het voorlezen

Voorbereiding

1a.Kies (in de bibliotheek) een geschikt boek. Let hierbij op de aangegeven leeftijd die in het boek vermeld staat. Houd daarnaast ook rekening met de hoeveelheid tekst en begripsniveau. Het ene kind kan eerder meer aandacht opbrengen dan het andere. Kijk ook of het uzelf en –zo mogelijk- uw kind(eren) aanspreekt. Zoek eventueel een boek over een onderwerp dat in die periode ‘leeft’ (feest, seizoen, thema peutergroep of kleuterklas)


b. Lees het boek zelf van te voren. Het is prettig te weten hoe een verhaal verloopt, waar u bijvoorbeeld sneller/langzamer kunt lezen, een vraag kunt stellen en welke nieuwe woorden erin voorkomen. Als een boek begint met de zin dat een boer naar de stad gaat, bedenk dan of het kind al weet wat een boer en een stad is. U kunt van tevoren bedenken welke woorden u kunt aanwijzen op een illustratie, welke u kunt uitleggen of voordoen. Ook kunt u al een aantal vragen bedenken die u wilt stellen. Bekijk ook het thema en de sfeer van het boek.

Ook kunt u al uitzoeken hoe u het boek voor een groepje kinderen kunt vasthouden zodat iedereen de illustraties ziet. Wanneer er weinig tekst is, kunt u het wellicht steeds naar de kinderen toe houden. Bij meer tekst en veel kinderen, kunt u steeds na het lezen van een   bladzijde de illustratie rustig even laten zien.


c. Zoek spullen die u bij het boek kunt gebruiken. Na het voorlezen kunt u  bijvoorbeeld iets (laten) na-spelen met handpop of vingerpoppetjes of bepaalde voorwerpen laten zien. Of zorg dat kinderen na een boek over de winkel ook zelf winkeltje kunnen spelen. Ook is het leuk om een toepasselijk liedje (cd) bij de hand te hebben.


d. Plek en tijd. Kies zo mogelijk een vast tijdstip en dezelfde plek uit. Thuis is voor het slapen gaan een boek heerlijk om samen de dag af te sluiten (en het kind gemakkelijk in bed te krijgen!)

Zorg in een groep dat u een rustige, gezellige plek hebt waar kinderen niet gemakkelijk door anderen afgeleid worden.


2. Introductie:

Laat de voorkant van het boek zien en vertel hoe het heet. Kinderen vanaf 3 à 4 jaar vinden het vaak al heerlijk ook zogenaamd te kunnen lezen. Stel dat u in een periode veel boeken over Kikker leest, kan een kind al trots wijzen en zeggen ‘Kikker en het vogeltje’.  Maak de kinderen nieuwsgierig en kijk of u voorkennis kunt activeren. ‘Hé, een muis in een bootje… Waar zou het over kunnen gaan? …

Of vraag wat er allemaal op het kaft te zien is. Vervolgens kunt u ook bladeren en een paar illustraties laten zien. Hiermee kunt u gemakkelijk reacties uitlokken. Bedenk wel of het boek er geschikt voor is. Wanneer er bijvoorbeeld een ontknoping of verrassend element in het verhaal zit, is het juist niet leuk al veel bladzijden te laten zien. Hier vindt u veel voorleesspelletjes om vóór, tijdens of na het voorlezen te doen.


3.Voorlezen en vertellen:  

Zorg in een groep ervoor dat u alle kinderen kunt zien (oogcontact) en dat zij de illustraties kunnen bekijken. Lees het verhaal in een rustig tempo voor en maak er geen toneelstuk van. Gebruik niet teveel stemmetjes, gebaren en mimiek. Lees het ook niet eentonig, maar met melodieuze stem voor.

Om spanning te laten voelen, kunt u nu en dan sneller en langzamer praten of even een pauze laten vallen. U kunt op reacties van kinderen ingaan, maar doe het –vooral in een groep- niet teveel. Zorg dat het verhaal de aandacht houdt.

Wanneer u merkt dat er teveel tekst staat, kunt u beslissen het in te korten.

Sta even stil bij nieuwe woorden:wijs aan of leg uit , doe voor wat bijv. waggelen is

Tijdens het voorlezen (of erna) kunt u aansluiten bij de ervaringen van de kinderen.

Praten, ingaan op het verhaal:

U kunt vragen stellen 

- over de verhaallijn:  wat is er aan de hand?/ wat is het probleem? wat gebeurt er? wat doet hij? wat zou jij doen?  hoe loopt het af?

- over herkenning: ben je ook wel eens …bang/boos? hoe komt dat? wat kun je dan doen? wat doet… in het boek? heb jij ook een oma?/ben je ook wel eens ziek geweest? enz.

- over de taal van het hart: liet er iemand moed zien? wanneer is iemand moedig? ben jij wel eens moedig geweest? kun je ook te moedig zijn? als je bang bent, hoe kun je dan moed verzamelen?

Herhalen

Kinderen vinden het vaak heerlijk als u een verhaal nog een keer voorleest. En nog een keer… Ze genieten van de herkenning. Soms willen ze het zo vaak dat ze het (vrijwel) zelf uit hun hoofd kennen en u verbeteren als u het niet goed zegt. Ook is het herhalen zinvol, omdat u elke keer aan andere aspecten aandacht kunt geven of kinderen nieuwe dingen in de illustraties ontdekken. Ook kunt u bij peuters nu en dan een stilte laten vallen, zodat ze het woord dat gaat komen hardop zeggen.


4.Doen, doorgaan op het boek of thema:    

Sommige kinderen genieten met volle teugen van een boek en willen vaak boeken kijken en eenzelfde boek herhalen. Andere kinderen zijn juist beweeglijk of doen liever iets met hun handen. Het is daarom leuk en zinvol na het voorlezen andersoortige activiteiten te doen die met het boek of thema te maken hebben.

Voorbeelden:  samen bewegingen van de personages uit het boek nadoen

                een verhaal uitbeelden/naspelen

                    spel met handpoppen, vingerpoppetjes of knuffels                     

                    rollenspel/doorgaan op het thema en bijv. doktertje/winkeltje spelen;

                    tekenen, kleuren;

                    liedjes zingen, versjes met gebaren; dansen

                    spelletjes (bijv. geheugenspel, raadspel; zoekopdracht of rennen/ tikken/

                                    kringspel)

                    taalspelletje zoals rijmen

                    knutselen

In een groep kunt u een verteltafel maken waarop allerlei dingen staan/liggen die met het boek te maken hebben.